Toon items op tag: Databases
Privacy First start rechtszaak tegen privacyschendend UBO-register
Privacy First maakt een principiële procedure aanhangig tegen de Staat over het onlangs ingevoerde UBO-register. In kort geding wordt de ongeldigheid ingeroepen van de regelgeving waarop het UBO-register is gebaseerd. De gevolgen van deze nieuwe wetgeving zijn ingrijpend. Het gaat immers om zeer privacygevoelige informatie. Gegevens over de financiële situatie van natuurlijke personen komen op straat te liggen. Alle ruim 1,5 miljoen juridische entiteiten die in het Handelsregister zijn ingeschreven moeten informatie over hun UBO’s (‘ultimate beneficial owners’ ofwel ‘uiteindelijk belanghebbenden’) openbaar maken. Het UBO-register is voor iedereen toegankelijk, voor € 2,50 per opvraging.
Het UBO-register beoogt witwassen tegen te gaan, maar zal zwartmaken tot gevolg hebben.
De privacyschending die het gevolg is van het UBO-register en de openbare toegankelijkheid van gevoelige gegevens is niet proportioneel. Het doel van het UBO-register is witwassen tegengaan en terrorismefinanciering bestrijden. Om dat doel te bereiken is geen UBO-register nodig, in ieder geval geen register dat voor iedereen openbaar toegankelijk is.
Privacy First verzoekt daarom de Nederlandse rechter om het UBO-register buiten werking te stellen en hierover zonodig vragen van uitleg te stellen aan de hoogste Europese rechter, het Hof van Justitie van de Europese Unie. Uiteindelijk heeft de rechter in dit soort zaken het laatste woord. Privacyschendende regelgeving wordt vaker door de rechter buiten werking gesteld. Privacy First heeft daar eerder met succes over geprocedeerd.
De rechtszaak zal door de Rechtbank Den Haag worden behandeld. Het kort geding wordt behandeld op 25 februari 2021 om 12.00 uur. De dagvaarding vindt u HIER (pdf). De uitspraak volgt twee of drie weken na de zitting.
Heeft u vragen? Neem dan contact met ons op, of met onze advocaat Otto Volgenant van Boekx Advocaten. Privacy First kan uw hulp goed gebruiken en stelt het zeer op prijs als u donateur wordt.
Achtergrond rechtszaak tegen UBO-register
Op 24 juni 2020 is de ‘Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten’ in werking getreden. Op basis van deze nieuwe wet komt in een nieuw UBO-register, gekoppeld aan het Handelsregister van de KvK, informatie te staan over alle uiteindelijk belanghebbenden (‘ultimate beneficial owners’ / UBO’s) van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten. Daarbij moet worden aangegeven welk belang de UBO heeft, te weten van 25-50%, 50-75% of meer dan 75%. Van de UBO worden in ieder geval de naam, de geboortemaand en het geboortejaar en de nationaliteit openbaar voor iedereen raadpleegbaar, met alle privacy-risico’s van dien.
Sinds 27 september 2020 moeten nieuw opgerichte entiteiten hun UBO registreren in het UBO-register. Bestaande juridische entiteiten hebben nog tot 27 maart 2022 om hun UBO’s te registreren.
De wet geeft maar zeer beperkte mogelijkheden voor afscherming van informatie. Dit is alleen mogelijk voor personen die door de politie worden beveiligd, voor minderjarigen en voor wie onder curatele is gesteld. Het gevolg zal zijn dat van vrijwel alle UBO’s openbaar bekend zal worden welk belang ze hebben. Iedereen heeft toegang tot het UBO-register, tegen betaling van € 2,50 per uittreksel.
Europese anti-witwasrichtlijn
Deze nieuwe wet vloeit voort uit de Europese vijfde anti-witwasrichtlijn, die lidstaten verplicht persoonsgegevens van UBO’s te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Het doel hiervan is het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Het registreren en vervolgens voor iedereen inzichtelijk maken van persoonsgegevens van UBO’s, inclusief het belang dat de UBO in de onderneming heeft, draagt volgens de Europese wetgever bij aan dat doel. De openbaarheid zou een afschrikkende werking hebben op personen die geld willen witwassen of terrorisme willen financieren.
Massale privacyschending en fundamentele kritiek
De vraag is of het middel het doel niet voorbijschiet. Het registreren en voor iedereen toegankelijk maken van de persoonsgegevens van alle UBO’s aan eenieder is een ‘blanket measure’ van preventieve aard. 99,99% van de UBO’s heeft niets met witwassen of financiering van terrorisme te maken. Als het al proportioneel is om informatie over UBO’s te verzamelen, dan zou het voldoende moeten zijn als die informatie beschikbaar is voor die overheidsdiensten die zich bezighouden met de bestrijding van witwassen en terrorisme. Het gaat te ver om die informatie volledig openbaar te maken. De European Data Protection Supervisor oordeelde al dat deze privacyschending niet proportioneel is. Maar dat oordeel heeft niet geleid tot aanpassing van de Europese richtlijn.
Tijdens de Nederlandse parlementaire behandeling van deze wet kwam er uit verschillende hoeken fundamentele kritiek. Het bedrijfsleven roerde zich omdat men lastenverzwaring vreest – en inmiddels ervaart – en privacyrisico’s ziet. UBO’s van familiebedrijven die tot nu toe buiten de openbaarheid bleven lopen grote privacy- en veiligheidsrisico’s. Ook was er veel aandacht voor de positie van partijen die groot belang hechten aan bescherming van betrokkenen, zoals kerkgenootschappen en maatschappelijke organisaties. En voor verenigingen en stichtingen die geen eigenaren kennen leidt het tot lasten: zij moeten dezelfde gegevens die toch al in het Handelsregister staan ook nog in een ander register zetten. Helaas heeft dit niet tot aanpassing van de regelgeving geleid.
Rechtszaak is kansrijk
Privacy First is een rechtszaak gestart tegen het UBO-register wegens schending van het grondrecht op privacy en bescherming van persoonsgegevens. Privacy First verzoekt de Nederlandse rechter om het UBO-register op korte termijn buiten werking te stellen en hierover zonodig vragen van uitleg te stellen aan de hoogste Europese rechter, het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De Nederlandse wet en ook de achterliggende Europese richtlijn zijn in strijd met het Europese Handvest voor de Grondrechten en met de AVG. De wetgever heeft deze regelgeving in het leven geroepen, maar het is aan de rechter om daar een grondige toetsing op te doen. Uiteindelijk heeft de rechter het laatste woord. Wanneer de (Europese) wetgever onvoldoende oog heeft voor de bescherming van grondrechten, dan kan de (Europese) rechter de regelgeving buiten werking stellen. Dat gebeurt vaker. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft eerder regelgeving ongeldig verklaard wegens privacyschendingen, bijvoorbeeld de Dataretentierichtlijn en recent het Privacy Shield. Ook de Nederlandse rechter stelt regelmatig privacyschendende regelgeving buiten werking. Privacy First heeft eerder met succes de geldigheid van wetgeving aan de orde gesteld, bijvoorbeeld in de procedure over de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie en in de procedure over SyRI. Bezien tegen deze achtergrond wordt de rechtszaak tegen het UBO-register zeer kansrijk geacht.
Update 25 februari 2021: vanmiddag vond in de rechtbank Den Haag de rechtszitting plaats; klik HIER voor de pleitnota van onze advocaat (pdf). De uitspraak van de rechter staat gepland op donderdag 18 maart as.
Media:
Security.nl, 6 januari 2021: Privacy First start rechtszaak tegen Staat over UBO-register
Mr. Online, 7 januari 2021: Privacy First begint rechtszaak over ‘ongeldig’ UBO-register
Advocatie, 7 januari 2021: Kort geding Privacy First om ‘privacy schendend’ UBO-register buiten werking te stellen
Security.nl, 7 januari 2021: Belgische overheid haalt UBO-register offline wegens beveiligingslek
Financieel Dagblad, 8 januari 2021: Privacyclub sleept staat voor rechter om UBO-register
Controllers Magazine, 23 februari 2021: UBO-register: Buitenproportioneel middel tegen witwassen?
TaxLive, 24 februari 2021: Op weg naar een beperkt openbaar UBO-register
NOS.nl, 25 februari 2021: Privacy First vecht met kort geding het UBO-register aan
Radio 1 Journaal (NOS), 25 februari 2021: interview met Privacy First over rechtszaak tegen UBO-register (vanaf 6.44u)
BNR Nieuwsradio, 25 februari 2021: interview met Privacy First over rechtszaak tegen UBO-register
Privacy First bereidt rechtszaak tegen privacyschendend UBO-register voor
Op 23 juni 2020 is de ‘Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten’ aangenomen. Op basis van deze nieuwe wet komt in het Handelsregister van de KvK informatie te staan over alle uiteindelijk belanghebbenden (‘ultimate beneficial owners’ / UBO’s) van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten. Daarbij moet worden aangegeven welk belang de UBO heeft, te weten van 25-50%, 50-75% of meer dan 75%. Van de UBO worden in ieder geval de naam, de geboortemaand en het geboortejaar en de nationaliteit openbaar voor iedereen raadpleegbaar, met alle privacy-risico’s van dien. De wet geeft maar zeer beperkte mogelijkheden voor afscherming van informatie. Dit is alleen mogelijk voor personen die door de politie worden beveiligd, voor minderjarigen en voor wie onder curatele is gesteld. Het gevolg zal zijn dat van vrijwel alle UBO’s openbaar bekend zal worden welk belang ze hebben. De wet treedt op korte termijn in werking. Daarna hebben juridische entiteiten nog achttien maanden om hun UBO’s te registreren. De gevolgen van deze nieuwe wetgeving zullen ingrijpend zijn. Het is een wet die beoogt witwassen tegen te gaan, maar zwartmaken bewerkstelligt.
Europese richtlijn
Deze wetswijziging vloeit voort uit de Europese vijfde anti-witwasrichtlijn, die lidstaten verplicht persoonsgegevens van UBO’s te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Het doel hiervan is het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Het voor iedereen inzichtelijk maken van persoonsgegevens van UBO’s, inclusief het belang dat de UBO in de onderneming heeft, draagt volgens de Europese wetgever bij aan dat doel. De openbaarheid zou een afschrikkende werking hebben op personen die geld willen witwassen of terrorisme willen financieren.
Massale privacyschending
De vraag is of het middel het doel niet voorbijschiet. Het voor iedereen toegankelijk maken van de persoonsgegevens van alle UBO’s aan eenieder is een ‘blanket measure’ van preventieve aard. 99,9% van de UBO’s heeft niets met witwassen of financiering van terrorisme te maken. Het is een schending van de privacy die in de optiek van Privacy First niet proportioneel is. In het privacyrecht is een belangrijk principe dat gegevens die voor het ene doel zijn verzameld niet voor een ander doel mogen worden gebruikt. Het zou voldoende moeten zijn als de informatie over UBO’s beschikbaar is voor die overheidsdiensten die zich bezighouden met de bestrijding van witwassen en de bestrijding van terrorisme. Het gaat te ver om die informatie volledig openbaar te maken. De European Data Protection Supervisor oordeelde al dat deze privacyschending niet proportioneel is. Maar dat oordeel heeft niet geleid tot aanpassing van de Europese richtlijn.
Tijdens de Nederlandse parlementaire behandeling van deze wet kwam er uit verschillende hoeken fundamentele kritiek. Het bedrijfsleven roerde zich omdat men lastenverzwaring vreest en privacyrisico’s ziet. Familiebedrijven waarvan de UBO’s tot nu toe buiten de openbaarheid bleven hebben veel privacy te verliezen. Ook was er veel aandacht voor de positie van partijen die groot belang hechten aan bescherming van betrokkenen, zoals kerkgenootschappen en maatschappelijke organisaties. Helaas heeft dit niet tot aanpassing van de regelgeving geleid.
Rechtszaak
Privacy First zal een rechtszaak starten tegen het UBO-register wegens schending van het Europees privacyrecht. De Nederlandse wet en ook de bovenliggende Europese richtlijn zijn in strijd met het Europese Handvest voor de Grondrechten en met de AVG. Het is aan de rechter om daar een grondige toetsing op te doen. Privacy First heeft eerder met succes de geldigheid van wetgeving aan de orde gesteld, bijvoorbeeld in de procedure over de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie.
Privacy First voert haar strategische procedures over privacy veelal met een coalitie van belanghebbenden. Privacy First inventariseert momenteel welke partijen hieraan een bijdrage kunnen leveren. Zou u (of uw organisatie) graag als mede-eiser aan deze rechtszaak willen deelnemen? Neem dan contact met ons op, of met onze advocaat Otto Volgenant van Boekx Advocaten. Als u Privacy First hierin financieel wilt steunen kunt u tevens donateur worden.
Update 6 januari 2021: vandaag is de rechtszaak van Privacy First tegen het UBO-register van start gegaan. Lees HIER meer over de zaak, onze dagvaarding en de geplande rechtszitting bij de rechtbank Den Haag.
Deskundigenbijeenkomst Eerste Kamer over Wet digitale overheid
Deze week vond in de Eerste Kamer een zeer kritische deskundigenbijeenkomst plaats over een relatief complex maar belangrijk onderwerp: de nieuwe Wet digitale overheid. Door deze wet zal o.a. het verouderde DigiD vervangen worden door nieuwe digitale eID-middelen voor burgers om bij de overheid te kunnen inloggen en zaken te kunnen regelen. Aan de huidige opzet van de nieuwe wet en de bijbehorende infrastructuur kleven echter een aantal privacyrisico's. De Eerste Kamer had daarom Privacy First voor deze gelegenheid uitgenodigd om een position paper in te dienen en spreker te zijn. Klik HIER voor het volledige programma, alle sprekers en position papers. Hieronder volgt de volledige tekst van onze inbreng en het videoverslag van de gehele bijeenkomst:
Position paper:
Geachte Kamerleden,
Dank voor uw uitnodiging om deel te nemen aan de deskundigenbijeenkomst over de Wet digitale overheid (Wdo). Stichting Privacy First heeft een aantal kritische kanttekeningen bij deze wet. Hieronder zullen wij dit kort uiteenzetten.
Allereerst wil Privacy First in dit verband graag benadrukken dat burgers te allen tijde het recht hebben, en zullen moeten blijven hebben, om langs niet-digitale weg met de overheid te communiceren of zaken te doen, hetzij telefonisch, op papier of in persoon. Voor grote groepen in de samenleving is en blijft dit cruciaal voor hun maatschappelijke participatie. Bovendien biedt de ‘klassieke’ analoge ruimte vaak betere privacybescherming dan het digitale domein.
Dit brengt ons op ons voornaamste punt van zorg inzake de Wet digitale overheid, namelijk eID. Bij een gecentraliseerde infrastructuur kunnen eID-bedrijven die de certificaten (sleutels) verstrekken precies zien waar mensen inloggen. Daarnaast zijn er certificaten (digitale handtekeningen) voor het ondertekenen van documenten en bestaat het risico dat bedrijven exact kunnen weten welke documenten mensen ondertekenen. Dit leidt tot talloze privacyrisico’s, zeker waar het privacygevoelige transacties (en dus gevoelige persoonsgegevens) betreft. Wat is het verdienmodel van deze bedrijven? En wat kunnen zij doen met al deze gegevens, ook via platforms zoals Facebook en Google?
Dit pleit voor een decentrale i.p.v. centrale architectuur met dataminimalisatie en privacy by design. Dat brengt ons op een actueel onderwerp dat bij deze wet van belang is, namelijk de invoering van een op attributen gebaseerd stelsel naast het eID-stelsel. Biedt de huidige Wdo meer controle over het afschermen van persoonsidentificatiegegevens en beschermt het de privacy van de burger? Ons antwoord is nee. In 2017 was men daar dichterbij dan nu. De Wdo kent een lange aanloop en is van een uitwerking van een infrastructuur voor digitale overheidsdienstverlening versmald tot een “Wet op de inlogmiddelen”. In 2017 was het streven nog deels om te komen tot een raamwet voor een op attributen gebaseerd stelsel. In de eerdere versie van de wet werd daarom nog duidelijk onderscheid gemaakt tussen identificatie/authenticatiediensten enerzijds en attributendiensten anderzijds. De definitie was eens: “De attributendienst is een partij die ten behoeve van elektronische dienstverlening een verklaring afgeeft over bepaalde kenmerken of gegevens van een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld leeftijd of beroep) of een rechtspersoon (bijvoorbeeld erkend bedrijf).”
Tevens zou deze dienst zowel door een overheidsorganisatie als door een private partij geleverd kunnen worden en moest er iets worden geregeld voor erkenning. Men stelde in de Memorie van Toelichting: “Aan attributendiensten worden in op basis van dit wetsvoorstel vast te stellen uitvoeringsregelgeving technische en organisatorische eisen gesteld en er wordt voorzien in een erkenningsstelsel, op gelijke wijze als bij authenticatiediensten. Op dit moment zijn er nog geen publieke en private attributendiensten operationeel, maar met uitbreiding van de digitale dienstverlening zal ook de behoefte aan elektronische ondersteuning van deze functie toenemen. Deze attributendiensten kunnen publiek of privaat zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan een generieke attributendienst die leeftijdsverificatie mogelijk maakt op basis van de basisregistratie personen. Tot nu toe verrichten publieke dienstverleners waar nodig zelf de leeftijdscontrole aan de hand van de eigen klantadministratie (die in de regel is afgeleid van de BRP). Het wetsvoorstel bevat een basis voor het stellen van technische en organisatorische eisen aan publieke en private attributendiensten. Of in de toekomst behoefte bestaat aan een publieke attributendiensten is nog onderwerp van onderzoek.”
De realisatie van die toekomst en behoefte lijkt nu te zijn geblokkeerd. Terwijl die behoefte er inmiddels vooral bij gemeenten wel is. Ook zij waren in 2017 nog overtuigd dat je iemand niet hoefde te identificeren om deel te nemen aan, bijvoorbeeld, een online peiling. De huidige Wdo ondersteunt dat echter niet. De definitie van attributendienst is immers geschrapt uit de Wet en op grond van art. 12 Wdo is de ministeriële aanwijsbevoegdheid beperkt tot het aanwijzen van een attribuut dat naar het oordeel van de Minister van belang is voor de identificatie van ondernemingen of rechtspersonen.
Het idee dat kenmerken/attributen een belangrijke rol spelen in het terugdringen van de online-identificatiedrift van publieke organisaties is in zijn geheel verloren gegaan. Qua privacy en dataminimalisatie is dit een grote misser. Dikwijls volstaat immers dat ik aantoon wat ik ben (inwoner van Amsterdam) in plaats van wie ik ben op basis van mijn BSN. In de huidige afgeslankte Wdo ontbreekt hiervoor het wettelijke kader. Alles is gericht op authenticatie en het verstrekken van persoonsidentificatiegegevens. Dit terwijl de wet eerder wel ruimte bood om met attributen toegang te krijgen tot digitale dienstverlening. Een actueel voorbeeld hiervan is overigens IRMA, dat begin 2018 de allereerste Nederlandse Privacy Award won.
Deze wet is dus een gemiste kans om als aanvulling op de eIDAS-verordening te dienen en een op attributen gebaseerd privacy-centrisch eID-stelsel in Nederland neer te zetten. Integendeel: met deze wet worden met een waaier aan regelingen juist hoge drempels opgeworpen voor private partijen (waaronder stichtingen) om goede, privacyvriendelijke middelen en voorzieningen te laten erkennen en aan te bieden aan burgers.
Privacy First betreurt dit en hoopt dat uw Kamer hier alsnog positieve veranderingen in zal kunnen bewerkstelligen.
Hoogachtend,
Stichting Privacy First
Mondelinge toelichting:
Geachte Kamerleden,
Nogmaals dank voor uw uitnodiging om aan deze bijeenkomst deel te nemen. Onze voornaamste punten van kritiek op de huidige Wet digitale overheid hebben wij reeds uiteengezet in onze position paper. Kort gezegd gaat het daarbij voornamelijk om de kwetsbaarheden en privacyrisico’s van het nieuwe eID-stelsel, waaronder de volgende aspecten:
- De centrale i.p.v. decentrale opzet van de infrastructuur. Over het algemeen is een centrale opzet riskanter en onveiliger dan een decentrale architectuur. Een decentrale opzet is ook meer in lijn met moderne privacyvereisten zoals dataminimalisatie en privacy by design. Bovendien leent dit zich minder goed voor grootschalige hacks of heimelijke toegang, massale datalekken en function creep, oftewel sluipende doelverschuiving. Niet voor niets is er de laatste jaren in diverse gevoelige domeinen een ontwikkeling van centrale naar decentrale infrastructuren zichtbaar, bijvoorbeeld op het terrein van biometrie en in de medische wereld. Ook bij een uitermate gevoelig persoonsgegeven als het BSN en allerlei gevoelige transacties tussen burgers, bedrijven en overheden zou dus bij uitstek voor een decentrale opzet gekozen moeten worden. Dat zou ook meer passen bij het idee van informationele zelfbeschikking en de slogan ‘Regie op gegevens’ van het ministerie van Binnenlandse Zaken zelf.
- In dit verband is het een gemiste kans dat het wettelijk kader tot op heden onvoldoende gebaseerd is op een stelsel dat werkt aan de hand van minimale attributen (d.w.z. relevante kenmerken) van personen i.p.v volledige identificatie waarbij veel meer persoonsgegevens worden verwerkt dan strikt noodzakelijk is. Een actueel voorbeeld van een dergelijk privacyvriendelijk alternatief is IRMA (I Reveal My Attributes) dat op 28 januari 2018, de Europese Dag van de Privacy, de allereerste Nederlandse Privacy Award won. Vanuit gemeenten, en wellicht ook andere overheden, lijkt daar ook steeds meer behoefte aan. Waarom wordt dit tot op heden niet wettelijk gefaciliteerd?
- Een ander aspect dat wij in onze position paper abusievelijk onvermeld hadden gelaten, is dat eID-middelen open source dienen te zijn. Dat is immers de meest effectieve manier om onbetrouwbare partijen buiten de deur te houden en de veiligheid en privacy te waarborgen. Open source zou daarom als harde eis toegevoegd moeten worden voor de toelating van eID-middelen.
- Tevens zouden wij hier graag nogmaals willen benadrukken dat het eID-stelsel zoals nu in de Wet digitale overheid beoogd is, per definitie enorme risico’s voor de privacy van burgers teweeg zal brengen, gezien de commerciële aard van nieuwe eID-aanbieders, waaronder techbedrijven met dubieuze businessmodellen en schimmige profileringspraktijken. Deze risico’s lijken in dit wetstraject nog niet te zijn geadresseerd. Dit dient alsnog op democratische en toekomstbestendige wijze te gebeuren op het niveau van de parlementaire wet zelf en niet in lagere, bestuurlijke regelgeving.
Dank voor uw aandacht.
(...)
Tijdens de bijeenkomst werden door de Kamerleden talloze kritische vragen gesteld, zie onderstaand videoverslag. Mede naar aanleiding van deze bijeenkomst is de Eerste Kamer voornemens om de verdere behandeling van de Wet digitale overheid tot na de zomer uit te stellen.
Privacyschendend UBO-register schiet doel voorbij
Aankomende dinsdag 16 juni 2020 staat op de agenda van de Eerste Kamer het aannemen van de ‘Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten’: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35179_implementatiewet_registratie . Die wet wijzigt onder andere de Handelsregisterwet 2007. In het Handelsregister van de KvK komt dan informatie over de uiteindelijk belanghebbende (‘ultimate beneficial owners’ / ‘UBO’s) van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten. Deze informatie wordt dan dus openbaar voor iedereen raadpleegbaar, met alle privacy-risico’s van dien.
Europese richtlijn
Deze wetswijziging vloeit voort uit de Europese vijfde anti-witwasrichtlijn, die lidstaten verplicht persoonsgegevens van UBO’s te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Het doel hiervan is het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Het voor iedereen inzichtelijk maken van persoonsgegevens van UBO’s, inclusief het belang dat de UBO in de onderneming heeft, draagt volgens de Europese wetgever bij aan dat doel.
Massale privacyschending
Hierbij rijst de vraag of het middel het doel niet voorbijschiet. Het openbaar maken van de persoonsgegevens van UBO’s aan eenieder is een ‘blanket measure’ van preventieve aard. Het is een schending van de privacy die in de optiek van Privacy First niet proportioneel is. Het allergrootste deel van de UBO’s heeft immers niets te maken met witwassen of financiering van terrorisme. Het zou voldoende moeten zijn als de informatie over UBO’s beschikbaar is voor de overheidsdiensten die zich bezig houden met de bestrijding van witwassen en de bestrijding van de financiering van terrorisme. Het gaat te ver om die informatie volledig openbaar te maken.
De European Data Protection Supervisor oordeelde al dat deze privacyschending niet proportioneel is: https://edps.europa.eu/sites/edp/files/publication/17-02-02_opinion_aml_en.pdf . Maar dat oordeel heeft niet geleid tot aanpassing van de Richtlijn.
Juridische stappen
Privacy First overweegt om juridische stappen tegen het UBO-register te nemen wegens schending van het Europees privacyrecht. Zou u (of uw organisatie) graag als mede-eiser aan een dergelijke rechtszaak tegen het UBO-register willen deelnemen of Privacy First hierin financieel willen steunen? Neem dan contact met ons op of wordt donateur!
PNR: iedere vliegtuigpassagier als potentiële verdachte
Vanmiddag vindt in de Tweede Kamer een belangrijk debat plaats over de invoering van Passenger Name Records (PNR): massale, jarenlange opslag van allerlei gegevens van vliegtuigpassagiers ter veronderstelde bestrijding van misdaad en terrorisme. Privacy First heeft hier grote bezwaren tegen en stuurde eind vorige week onderstaande brief naar de Tweede Kamer. Het Kamerdebat vanmiddag stond eerder geagendeerd op 14 mei 2018, maar werd toen (na een vergelijkbare brief van Privacy First) tot nader order geannuleerd. Na een nieuwe schriftelijke vragenronde vindt het debat nu alsnog plaats. Hieronder volgt de volledige tekst van onze actuele brief:
Geachte Kamerleden,
Maandagmiddag 11 maart as. debatteert u met minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) over de Nederlandse implementatie van de Europese richtlijn inzake Passenger Name Records (PNR). Zowel de Europese PNR-richtlijn als de beoogde Nederlandse implementatiewet zijn in de optiek van Privacy First juridisch onhoudbaar. Hieronder zetten wij dit kort voor u uiteen.
Vakantieregister
In het PNR-wetsvoorstel van de minister zullen talloze gegevens van alle vliegtuigpassagiers met vertrek of aankomst in Nederland 5 jaar lang in een centrale overheidsdatabank bij de nieuwe Passenger Information Unit worden bewaard en gebruikt ter voorkoming, opsporing, onderzoek en vervolging van misdrijven en terrorisme. Gevoelige persoonsgegevens (waaronder naam- en adresgegevens, telefoonnummers, emailadressen, geboortedata, reisdata, ID-documentnummers, bestemmingen, medepassagiers en betaalgegevens) van vele miljoenen passagiers zullen daardoor jarenlang beschikbaar zijn t.b.v. datamining en profiling. In wezen wordt iedere vliegtuigpassagier hierdoor behandeld als potentiële crimineel of terrorist. In 99,99% van de gevallen betreft het echter volstrekt onschuldige burgers, voornamelijk vakantiegangers en zakenreizigers. Dit vormt een flagrante schending van hun recht op privacy en vrijheid van beweging. Vorig jaar heeft Privacy First dit reeds betoogd in de Volkskrant en bij BNR Nieuwsradio. Wegens privacybezwaren bestond er de laatste jaren veel politieke weerstand tegen dergelijke massale PNR-opslag en werd dit sinds 2010 diverse malen verworpen door zowel de Nederlandse Tweede Kamer als het Europees Parlement. In 2015 waren ook de Nederlandse regeringspartijen VVD en PvdA nog mordicus tegen. VVD en PvdA spraken destijds van een "vakantieregister" en dreigden zélf naar het Europees Hof van Justitie te stappen als de Europese PNR-richtlijn zou worden aangenomen. Na de aanslagen in Parijs en Brussel leken veel politieke bezwaren echter als sneeuw voor de zon verdwenen en werd de PNR-richtlijn in 2016 alsnog een feit. Tot op heden is de juridisch vereiste maatschappelijke noodzaak en proportionaliteit van deze richtlijn echter nog steeds niet aangetoond.
Europees Hof
In de zomer van 2017 deed het Europees Hof van Justitie een belangrijke uitspraak over het vergelijkbare PNR-verdrag tussen de EU en Canada. Het Hof verklaarde dit verdrag ongeldig wegens strijd met het recht op privacy. Het Hof stelde hierbij onder meer dat “gegevens van een luchtreiziger na diens vertrek slechts mogen worden bewaard indien op grond van objectieve criteria kan worden aangenomen dat deze luchtreiziger een risico kan vormen in het kader van de strijd tegen terrorisme en ernstige grensoverschrijdende criminaliteit.” (Zie Advies 1/15 (26 juli 2017), par. 207.) Door deze uitspraak staat sindsdien de Europese PNR-richtlijn juridisch op losse schroeven. De Nederlandse regering heeft daarom terechte “zorgen over de toekomstbestendigheid van de PNR-richtlijn” (zie Nota naar aanleiding van verslag, p. 23). Privacy First verwacht dat de huidige PNR-richtlijn binnenkort ter toetsing aan het Europees Hof van Justitie zal worden voorgelegd en onrechtmatig zal worden verklaard. Daarna zal dezelfde situatie ontstaan als enkele jaren geleden bij de Europese telecom-bewaarplicht: zodra deze Europese richtlijn ongeldig is verklaard, zal de Nederlandse implementatiewetgeving in kort geding buiten werking worden gesteld.
Massa surveillance
Het huidige Nederlandse PNR-wetsvoorstel lijkt bij voorbaat onrechtmatig wegens gebrek aan aantoonbare noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit. Het wetsvoorstel komt neer op massa-surveillance van grotendeels onschuldige burgers; reeds in de Tele2-zaak (2016) verklaarde het Europees Hof dit type wetgeving illegaal. Bij de VN Mensenrechtenraad deed Nederland vervolgens de algemene toezegging “to ensure that the collection and maintenance of data for criminal [investigation] purposes does not entail massive surveillance of innocent persons.” Nederland lijkt die belofte nu te verbreken. Bij iedere passagier worden immers talloze volstrekt overbodige data opgeslagen die jarenlang door allerlei Nederlandse, Europese en zelfs niet-Europese overheidsinstanties kunnen worden gebruikt. Bovendien is de effectiviteit van PNR tot op heden nooit aangetoond, aldus ook de minister zelf: “statistische onderbouwing is niet voorhanden” (zie Nota naar aanleiding van verslag, p. 8). Het risico op onterechte verdenkingen en discriminatie (door feilbare algoritmes bij profiling) is bij het voorgestelde PNR-systeem levensgroot, wat tevens de kans op vertragingen en gemiste vluchten bij onschuldige passagiers verhoogt. Tegelijkertijd zullen gezochte personen vaak onder de radar blijven en alternatieve reisroutes kiezen. Verder wordt in het wetsvoorstel met geen woord gerept over de rol en mogelijkheden van geheime diensten, terwijl die onder de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten directe, afgeschermde toegang tot de centrale PNR-databank zullen krijgen. Meest kwalijke aspect aan het Nederlandse PNR-wetsvoorstel is echter dat dit twee stappen verder gaat dan de PNR-richtlijn zelf: Nederland kiest er immers zélf voor om ook de data van passagiers op alle intra-EU vluchten op te slaan. Onder de PNR-richtlijn is dit niet verplicht, en had Nederland dit bovendien kunnen beperken tot louter vooraf geselecteerde (risico)vluchten. Dit zou in lijn geweest zijn met het advies van de meeste experts op dit terrein: targeted i.p.v. mass surveillance, zo gericht mogelijk, oftewel louter gericht op die personen waarop een redelijke verdenking rust, conform de principes van onze democratische rechtsstaat.
Advies Privacy First
Privacy First adviseert u hierbij met klem om het huidige wetsvoorstel te verwerpen en dit desgewenst te vervangen door een privacyvriendelijke versie. Mocht dit ertoe leiden dat Nederland door de Europese Commissie voor het EU Hof van Justitie zal worden gedaagd wegens gebrek aan implementatie van de huidige Europese PNR-richtlijn, dan verwacht Privacy First dat Nederland deze zaak glansrijk zal winnen. Van EU-lidstaten mag immers niet worden verwacht dat zij privacyschendende EU-regels implementeren. Dit geldt eveneens voor de nationale implementatie van relevante resoluties van de VN Veiligheidsraad (in casu UNSC Res. 2396 (2017)) die op gespannen voet staan met internationale mensenrechten. Privacy First heeft in dit verband reeds gewaarschuwd voor misbruik van het Nederlandse (ook voor PNR gebruikte) TRIP-systeem door andere VN-lidstaten. Nederland heeft hierin een eigen grondwettelijke en internationaalrechtelijke verantwoordelijkheid.
Voor nadere informatie of vragen met betrekking tot bovenstaande is Privacy First te allen tijde bereikbaar op telefoonnummer 020-8100279 of per email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..
Hoogachtend,
Stichting Privacy First
Update 19 maart 2019: vandaag heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel helaas vrijwel ongewijzigd aangenomen; slechts GroenLinks, SP, PvdD en Denk stemden tegen. Een principiële motie van GroenLinks en SP om een rechtszaak van de Europese Commissie tegen de Nederlandse regering over de Europese PNR-richtlijn uit te lokken werd helaas verworpen. Enig lichtpuntje is de breed aangenomen motie ter juridische herbeoordeling en mogelijke herziening van de PNR-richtlijn op Europees politiek niveau. (Slechts PVV en FvD stemden tegen deze motie.) Volgende halte: Eerste Kamer.
Update 4 juni 2019: ondanks recente herhaling van bovenstaande brief en overige kritische input van Privacy First heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel vandaag helaas aangenomen. Slechts GroenLinks, Partij voor de Dieren en SP stemden tegen. Dit ook ondanks de onlangs in Duitsland (bij het vergelijkbare Duitse PNR-systeem) gebleken enorme foutenpercentages (“false positives”) van maar liefst 99,7%, zie https://www.sueddeutsche.de/digital/fluggastdaten-bka-falschtreffer-1.4419760. In Duitsland en Oostenrijk zijn inmiddels grootschalige rechtszaken gestart om de Europese PNR-richtlijn door het Europees Hof van Justitie onrechtmatig te laten verklaren wegens strijd met het recht op privacy, zie de Duits-Engelse campagnewebsite https://nopnr.eu en https://www.nrc.nl/nieuws/2019/05/15/burgers-in-verzet-tegen-opslaan-passagiersgegevens-a3960431. Zodra het Europees Hof de PNR-richtlijn in deze zaken onrechtmatig verklaart, zal Privacy First de Nederlandse PNR-wet in kort geding buiten werking laten stellen. Tevens heeft Privacy First gisteren Nederlandse PNR-wet geagendeerd bij het VN Mensenrechtencomité in Genève. Op 1-2 juli as. zal de algehele Nederlandse mensenrechtensituatie (inclusief Nederlandse schendingen van het recht op privacy) door dit Comité kritisch onder de loep genomen worden.
PNR: iedere vliegtuigpassagier als potentiële verdachte
Vanmiddag vindt in de Tweede Kamer een belangrijk debat plaats over de invoering van Passenger Name Records (PNR): massale, jarenlange opslag van allerlei gegevens van vliegtuigpassagiers ter bestrijding van misdaad en terrorisme. Privacy First heeft hier grote bezwaren tegen en stuurde dit weekend onderstaande brief naar de Tweede Kamer. Beluister tevens het interview hierover met Privacy First vanochtend op BNR Nieuwsradio:
Update 14 mei 2018, 10.15u: zojuist is het Kamerdebat geannuleerd en "tot nader order uitgesteld".
Geachte Kamerleden,
Deze maandagmiddag debatteert u met minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) over de Nederlandse implementatie van de Europese richtlijn inzake Passenger Name Records (PNR). Zowel de Europese PNR-richtlijn als de beoogde Nederlandse implementatiewet zijn in de optiek van Privacy First juridisch onhoudbaar. Hieronder zetten wij dit kort voor u uiteen.
Vakantieregister
In het PNR-wetsvoorstel van de minister zullen talloze gegevens van alle vliegtuigpassagiers met vertrek of aankomst in Nederland 5 jaar lang in een centrale overheidsdatabank bij de nieuwe Passenger Information Unit worden bewaard en gebruikt ter voorkoming, opsporing, onderzoek en vervolging van misdrijven en terrorisme. Gevoelige persoonsgegevens (waaronder naam- en adresgegevens, telefoonnummers, emailadressen, geboortedata, reisdata, ID-documentnummers, bestemmingen, medepassagiers en betaalgegevens) van vele miljoenen passagiers zullen daardoor jarenlang beschikbaar zijn t.b.v. datamining en profiling. In wezen wordt iedere vliegtuigpassagier hierdoor behandeld als potentiële crimineel of terrorist. In 99,99% van de gevallen betreft het echter volstrekt onschuldige burgers, voornamelijk vakantiegangers en zakenreizigers. Dit vormt een flagrante schending van hun recht op privacy en vrijheid van beweging. Onlangs heeft Privacy First dit ook in de Volkskrant betoogd. Wegens privacybezwaren bestond er de laatste jaren veel politieke weerstand tegen dergelijke massale PNR-opslag en werd dit sinds 2010 diverse malen verworpen door zowel de Nederlandse Tweede Kamer als het Europees Parlement. In 2015 waren ook de Nederlandse regeringspartijen VVD en PvdA nog mordicus tegen. VVD en PvdA spraken destijds van een "vakantieregister" en dreigden zélf naar het Europees Hof van Justitie te stappen als de Europese PNR-richtlijn zou worden aangenomen. Na de recente aanslagen in Parijs en Brussel leken veel politieke bezwaren echter als sneeuw voor de zon verdwenen en werd de PNR-richtlijn in 2016 alsnog een feit. Tot op heden is de juridisch vereiste maatschappelijke noodzaak en proportionaliteit van deze richtlijn echter nog steeds niet aangetoond.
Europees Hof
In de zomer van 2017 deed het Europees Hof van Justitie een belangrijke uitspraak over het vergelijkbare PNR-verdrag tussen de EU en Canada. Het Hof verklaarde dit verdrag ongeldig wegens strijd met het recht op privacy. Het Hof stelde hierbij onder meer dat “gegevens van een luchtreiziger na diens vertrek slechts mogen worden bewaard indien op grond van objectieve criteria kan worden aangenomen dat deze luchtreiziger een risico kan vormen in het kader van de strijd tegen terrorisme en ernstige grensoverschrijdende criminaliteit.” (Zie Advies 1/15 (26 juli 2017), par. 207.) Door deze uitspraak staat sindsdien de Europese PNR-richtlijn juridisch op losse schroeven. De Nederlandse regering heeft daarom terechte “zorgen over de toekomstbestendigheid van de PNR-richtlijn” (zie recente Nota naar aanleiding van verslag, p. 23). Privacy First verwacht dat de huidige PNR-richtlijn binnenkort ter toetsing aan het Europees Hof van Justitie zal worden voorgelegd en onrechtmatig zal worden verklaard. Daarna zal dezelfde situatie ontstaan als enkele jaren geleden bij de Europese telecom-bewaarplicht: zodra deze Europese richtlijn ongeldig is verklaard, zal de Nederlandse implementatiewetgeving in kort geding buiten werking worden gesteld.
Massa surveillance
Het huidige Nederlandse PNR-wetsvoorstel lijkt bij voorbaat onrechtmatig wegens gebrek aan aantoonbare noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit. Het wetsvoorstel komt neer op massa-surveillance van grotendeels onschuldige burgers; reeds in de Tele2-zaak (2016) verklaarde het Europees Hof dit type wetgeving illegaal. Bij de VN Mensenrechtenraad deed Nederland in dit verband vorig jaar de algemene toezegging “to ensure that the collection and maintenance of data for criminal [investigation] purposes does not entail massive surveillance of innocent persons.” Nederland lijkt die belofte nu te verbreken. Bij iedere passagier worden immers talloze volstrekt overbodige data opgeslagen die jarenlang door allerlei Nederlandse, Europese en zelfs niet-Europese overheidsinstanties kunnen worden gebruikt. Bovendien is de effectiviteit van PNR tot op heden nooit aangetoond, aldus ook de minister zelf: “statistische onderbouwing is niet voorhanden” (zie Nota naar aanleiding van verslag, p. 8). Het risico op onterechte verdenkingen en discriminatie (door feilbare algoritmes bij profiling) is bij het voorgestelde PNR-systeem levensgroot, wat tevens de kans op vertragingen en gemiste vluchten bij onschuldige passagiers verhoogt. Tegelijkertijd zullen gezochte personen vaak onder de radar blijven en alternatieve reisroutes kiezen. Verder wordt in het wetsvoorstel met geen woord gerept over de rol en mogelijkheden van geheime diensten, terwijl die onder de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten directe, afgeschermde toegang tot de centrale PNR-databank zullen kunnen krijgen. Meest kwalijke aspect aan het Nederlandse PNR-wetsvoorstel is echter dat dit nog twee stappen verder gaat dan de PNR-richtlijn zelf: Nederland kiest er immers zélf voor om ook de data van passagiers op alle intra-EU vluchten op te slaan. Onder de PNR-richtlijn is dit echter niet verplicht, en had Nederland dit bovendien kunnen beperken tot louter vooraf geselecteerde (risico)vluchten. Dit zou in lijn geweest zijn met het advies van de meeste experts op dit terrein: targeted i.p.v. mass surveillance, zo gericht mogelijk, oftewel louter gericht op die personen waarop een redelijke verdenking rust, conform de principes van onze democratische rechtsstaat.
Advies Privacy First
Privacy First adviseert u hierbij met klem om het huidige wetsvoorstel te verwerpen en dit desgewenst te vervangen door een privacyvriendelijke versie. Mocht dit ertoe leiden dat Nederland door de Europese Commissie voor het EU Hof van Justitie zal worden gedaagd wegens gebrek aan implementatie van de huidige Europese PNR-richtlijn, dan verwacht Privacy First dat Nederland deze zaak glansrijk zal winnen. Van EU-lidstaten mag immers niet worden verwacht dat zij privacyschendende EU-regels implementeren. Nederland heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid.
Voor nadere informatie of vragen met betrekking tot bovenstaande is Privacy First te allen tijde bereikbaar op telefoonnummer 020-8100279 of per email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..
Hoogachtend,
Stichting Privacy First
Volkskrant, 25 april 2018: 'Mag de overheid straks uw reisgegevens vijf jaar bewaren?'
"Als het aan de Tweede Kamer ligt, kunnen de vluchtgegevens van alle Nederlanders binnenkort voor vijf jaar worden opgeslagen in een overheidsdatabase.
Woensdag debatteert de Kamer over het wetsvoorstel dat dit mogelijk maakt. De Kamer is in ruime meerderheid voor, maar tegenstanders waarschuwen voor ‘ernstige en disproportionele’ schending van de privacy van burgers.
De nieuwe wet verplicht luchtvaartmaatschappijen de gegevens van alle passagiers standaard aan te leveren. Daardoor ontstaat er een database waarin passagiersgegevens maximaal vijf jaar mogen worden bewaard. Minister Grapperhaus van Justitie is verplicht de wet in Nederland uit te voeren, op basis van een Europese richtlijn die in 2016 werd aangenomen in het Europees Parlement.
(...)
Volgens Vincent Böhre van belangenorganisatie Privacy First is de wet verre van proportioneel. Hij wijst erop dat veruit de meeste vliegende reizigers op vakantievluchten zitten. ‘Voor minder dan 1 procent van de passagiers maak je 100 procent collectief verdacht.’ Böhre hekelt daarnaast de enorme hoeveelheid informatie die in de database zal worden opgeslagen. ‘Reisinformatie zegt ontzettend veel over wie je bent en wat je doet. Je kunt een heel profiel van mensen maken aan de hand van hun bewegingen. Het is een grote inbreuk op de privacy.’
Gerrit-Jan Zwenne, hoogleraar recht en informatiemaatschappij aan de Universiteit Leiden, denkt dat de wet veel problemen met zich mee kan brengen. (...) De hoogleraar benadrukt dat de wet ook in strijd kan zijn met eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. ‘Vergelijkbare wetten zijn door het hof al eerder geannuleerd.’ Het is volgens hem denkbaar dat hetzelfde gebeurt met deze wet. De wet zou dan over een paar jaar alweer aangepast moeten worden. (...)
Wat zeggen je reisgegevens over jou? ‘Meer dan je zou denken’, zegt Vincent Böhre van Privacy First. ‘Je wilt in ieder geval niet dat ze in verkeerde handen vallen.’ Drie voorbeelden:
Iemand thuis?
De database bestaat uit vertrek- en terugkomstinformatie van miljoenen mensen. Er staat dus in wanneer mensen van huis weg zijn. Böhre: ‘Dat is behoorlijk gevaarlijk. Je kunt eruit afleiden wanneer iemands huis verlaten is. Dat is hele nuttige data voor criminelen. Omdat nu alle data van miljoenen mensen elektronisch wordt opgeslagen levert dat een risico op hacks op. Dat is een risico dat iedereen aangaat.’
Intieme informatie
In het register wordt ook opgeslagen met wie iedereen reist. Er staat ook in naast wie je op de stoel zit. Böhre: ‘Daaruit kun je de relaties tussen mensen afleiden. En dat breekt in op je privacy. Mensen kunnen allerlei redenen hebben om hun relaties verborgen te willen houden. Het kunnen geheime relaties zijn waarmee mensen zelfs gechanteerd kunnen worden. Het zijn heel gevoelige data. Je hele sociale leven kan in die data verstopt zitten.’
Medische redenen
De meeste mensen reizen met het vliegtuig om vervolgens langere tijd ergens te verblijven. Uitzonderingen daarop kunnen opvallen in de data. Böhre: ‘Mensen die naar een ongewoon land gaan voor een korte periode, reizen vaak voor een medische ingreep. Medische informatie behoort tot de meest gevoelige. Zulke informatie wil je privé houden, de mogelijkheid dat het nu in een grote database komt waarin allerlei patronen te ontdekken zijn, brengt dat in gevaar.’"
Bron: Volkskrant 25 april 2018, pp. 6-7. Lees hier het volledige artikel: https://beta.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/mag-de-overheid-straks-uw-reisgegevens-voor-vijf-jaar-bewaren-~b0f514e2/.
Oproep Privacy First in Algemeen Dagblad: Staat moet stoppen met verstrekking persoonsgegevens aan kerken
"De Staat moet zo snel mogelijk stoppen met het verstrekken van persoonsgegevens aan kerken. Die oproep doet Privacy First aan het kabinet.
Nu krijgen kerken automatisch de persoonsgegevens doorgespeeld van meer dan vijf miljoen Nederlanders die ooit zijn ingeschreven bij een kerk. Wie verhuist, krijgt daardoor op het nieuwe adres meteen een brief van de kerk in de buurt – vaak met aangehechte acceptgiro.
,,Deze situatie is ongewenst en kan niet meer door de beugel”, zegt directeur Vincent Böhre van Privacy First. ,,Het kabinet wil dat burgers meer de regie houden over hun persoonsgegevens. Dat betekent volgens ons ook dat je zelf toestemming moet geven voor het delen van je gegevens met kerkelijke instellingen.”
In 2016 steunde de hele Tweede Kamer – met uitzondering van de christelijke partijen – een motie van D66 om persoonsgegevens niet langer automatisch te delen met kerken. Oud-minister Plasterk van Binnenlandse Zaken besloot om dat uiterlijk begin 2018 te regelen.
Overgang
Maar het nieuwe kabinet heeft dat besluit teruggedraaid. Onder druk van coalitiepartijen CDA en ChristenUnie is in het regeerakkoord afgesproken dat voor kerkelijke organisaties ‘een overgangsregeling’ gaat gelden. In de praktijk betekent dit dat er voorlopig niets verandert. ,,De vormgeving van de overgangsregeling is nog onderwerp van overleg”, zegt een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Volgens Privacy First moet de regeling zo snel mogelijk worden beëindigd, omdat vanaf 25 mei strengere Europese privacywetgeving in werking treedt. ,,Het huidige gedoogbeleid voor kerken kan echt niet meer”, zegt Böhre. ,,Het bijhouden van een administratie voor religieuze groeperingen is geen taak van de overheid.”
Database
Wijzigingen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) worden nu automatisch doorgegeven aan kerken. Dat gebeurt niet alleen bij een verhuizing: ook bij trouwen, scheiden, geboorte en overlijden. De kerkelijke database – SILA – bevat de persoonsgegevens van ruim vijf miljoen Nederlanders. Wie geen post meer van de kerk wenst te ontvangen, moet zichzelf uitschrijven.
In 2016 was de VVD in de Tweede Kamer fel tegen het delen van de persoonsgegevens met kerken. De partij vergeleek de gegevensuitwisseling met de situatie waarbij de Turkse regering adressen van Turkse Nederlanders kreeg om ze vervolgens een stemadvies te sturen."
Bron: Algemeen Dagblad 16 april 2018, p. 6 en https://www.ad.nl/politiek/kabinet-stop-delen-persoonsgegevens-met-kerk~ae2f6d72/.
Staat gedagvaard om risicoprofilering burgers
Een groep maatschappelijke organisaties dagvaardt vandaag de Nederlandse staat om het Systeem Risico Indicatie, kortweg SyRI. Volgens de eisers is het risicoprofileringssysteem een ‘black box’ die een risico vormt voor de democratische rechtsstaat en moet de toepassing hiervan worden gestopt.
De coalitie van eisers bestaat uit het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM), Stichting Privacy First, Stichting KDVP, de Stichting Platform Bescherming Burgerrechten en de Landelijke Cliëntenraad (LCR). Auteurs Tommy Wieringa en Maxim Februari hebben zich op persoonlijke titel als eisers aangesloten. Als ambassadeurs van de rechtszaak spraken zij zich reeds meerdere malen fel uit tegen SyRI.
De procedure wordt behandeld door Deikwijs Advocaten en is opgezet door het Public Interest Litigation Project (PILP) van het NJCM.
Sleepnetacties met geheime algoritmes op onverdachte burgers
SyRI koppelt op grote schaal persoonsgegevens van onverdachte burgers uit databanken van overheden en bedrijven. Een geheim algoritme voorspelt vervolgens of ze een risico vormen om één van de vele wetten die het systeem beslaat te overtreden. Leidt de analyse van SyRI tot een risicomelding, dan wordt een burger opgenomen in het zogeheten Register Risicomeldingen, dat inzichtelijk is voor een groot aantal overheidsinstanties.
SyRI is een ‘black box’ die grote risico’s bevat voor de democratische rechtsstaat. Het is voor een burger die zonder enkele aanleiding door SyRI kan worden doorgelicht, volstrekt onduidelijk welke gegevens daarvoor worden gebruikt, welke analyses daarmee worden uitgevoerd en wat hem of haar al dan niet tot risico maakt. Bovendien is de burger door de heimelijke werking van SyRI ook niet in staat om een onjuiste risicomelding te weerleggen.
Volgens de coalitie schendt SyRI meerdere fundamentele rechten en wordt de vertrouwensrelatie tussen de overheid en haar burgers door het systeem ondermijnd. Burgers zijn bij voorbaat verdacht en vrijwel alle informatie die ze delen met de overheid kan zonder verdachtmaking of concrete aanleiding op heimelijke wijze tegen hen worden gebruikt.
Ministerie weigert transparantie over werkwijze
Ondanks fundamentele bezwaren van de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens over de rechtmatigheid van het systeem, werd de wetgeving voor SyRI eind 2014 als hamerstuk aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. SyRI wordt echter al ingezet sinds 2008. Sindsdien zijn er tientallen onderzoeken uitgevoerd waarbij gehele wijken in verschillende Nederlandse steden door SyRI zijn doorgelicht. Sinds de wettelijke vastlegging werd het systeem in Eindhoven en Capelle aan den IJssel ingezet. Onlangs is aangekondigd dat SyRI zal worden toegepast in de wijken Rotterdam Bloemhof en Hillesluis en Haarlem Schalkwijk.
Een Wob-verzoek leverde nauwelijks informatie op over de tientallen SyRI-onderzoeken die zowel voor als na de wettelijke vastlegging in 2014 zijn uitgevoerd. Door inzage te geven in de gebruikte gegevens en risicomodellen zouden calculerende burgers weten waarop ze moeten letten wanneer zij fraude plegen, zo luidt de reden van het Ministerie van Sociale Zaken om geen openheid van zaken te geven. Volgens de eisers is dit in strijd met onder meer de informatieplicht en het recht op een eerlijk proces.
Meer informatie
Rondom de rechtszaak is de voorlichtingscampagne ‘Bij Voorbaat Verdacht’ gestart. Op de campagnewebsite www.bijvoorbaatverdacht.nl worden updates over de rechtszaak geplaatst en zal een publiekssamenvatting van de dagvaarding verschijnen. De volledige dagvaarding is te raadplegen op de website van Deikwijs Advocaten www.deikwijs.nl (pdf).
Update 16 oktober 2018: de rechtbank Den Haag heeft FNV toegelaten als mede-eiser in de rechtszaak.
Update 23 april 2019: de rechtszitting zal plaatsvinden op 29 oktober 2019 bij de rechtbank Den Haag. Iedereen is van harte welkom om de zaak bij te wonen!
Het grote Privacy First Sleepwet Debat, 15 maart 2018
15 maart 2018: het Privacy First Sleepwet Debat
In het kader van het aanstaande referendum nodigt Stichting Privacy First u graag uit voor een kritisch publieksdebat over de privacy-aspecten rond de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de zogeheten ‘Sleepwet’. Dit debat zal plaatsvinden op donderdagavond 15 maart as. in het Parool Theater in Amsterdam (tegenover onze kantoorlocatie). Voor deze avond hebben wij drie sprekers uitgenodigd: Dick Schoof (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Nine de Vries (Amnesty International Nederland) en Otto Volgenant (Boekx Advocaten). De moderator van de avond is Bart de Koning (onderzoeksjournalist op het gebied van privacy en veiligheid). Tijdens het debat is er veel ruimte voor discussie tussen de sprekers onderling en met het publiek, gevolgd door een borrel waar wij samen kunnen proosten op een succesvol referendum!
Iedereen is welkom, toegang is gratis. Aanmelden kan via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., maar is niet verplicht.
Datum: donderdag 15 maart 2018, 19.30-21.30u (inloop vanaf 19.00u), borrel na afloop.
Locatie: Parool Theater, Wibautstraat 131D te Amsterdam (naast The Student Hotel).
Een routebeschrijving vindt u hier.
Klik HIER voor de uitnodiging zoals Privacy First die vandaag aan haar netwerk verzond (pdf). Wilt u voortaan directe uitnodigingen voor onze evenementen ontvangen? Mail ons! Dan voegen wij u toe aan onze mailinglist.
Update 16 maart 2018: bekijk hieronder de volledige video van het publieksdebat!